Het is al vaker geconstateerd: op het gebied van het populaire misdaadgenre komt er de laatste jaren veel goeds uit de Scandinavische landen. Auteurs uit Noorwegen (Unni Lindell, Jo Nesbø, Karin Fossum, Anne Holt) en Zweden (Karin Alvtegen, Henning Mankell, Håkan Nesser, Roslund & Hellström) worden wereldwijd vertaald en krijgen ook in ons taalgebied lovende recensies. IJsland is vooral vertegenwoordigd met Arnaldur Indriason, die maar liefst twee maal achter elkaar De Glazen Sleutel won, de prijs voor de beste Scandinavische thriller, in 2002 voor Noorderveen en 2003 voor Moordkuil. Daarnaast ontving hij ook een literaire prijs, voor Indriason het bewijs dat het onderscheid tussen thrillers en literatuur eigenlijk onzin is en wat hem betreft opgeheven mag worden. In een interview met 'NRC-Handelsblad' zei hij drie jaar geleden daarover: "De genres zijn naar elkaar toegegroeid, zou je kunnen zeggen. Ik heb nooit geloofd in dat onderscheid. Je hebt goede en slechte boeken, meer niet. Dat literatuur doorgaans als diepzinniger en rijker wordt beschouwd is een hardnekkig misverstand. De thrillervorm blijkt ideaal voor het uitdiepen van psychologische facetten en voor een duik in het verleden. Zo kan ik via het onderzoek dat ik Erlendur laat verrichten, een scherp beeld van de IJslandse maatschappij schetsen." En elders verklaarde hij: "Het lijkt altijd weer een strijd te zijn tussen 'high culture' en 'low culture'. Volgens mij bestaat dit onderscheid niet. Er bestaat alleen 'culture' en bij alle boeken kun je twee criteria aanleggen: zijn ze onderhoudend en zijn ze spannend. De boeken van Tolstoj en de werken van Shakespeare hebben dit in zich, de goede misdaadromans ook."
Indriason werd op 8 januari 1961 in Reykjavik geboren, en is de bekendste auteur van IJsland, die met vrijwel al zijn boeken de bestsellerlijsten haalt. Hij promoveerde in 1996 op de universiteit van IJsland aan de faculteit geschiedenis, en zijn belangstelling voor historie is in veel van zijn boeken terug te vinden, zeker in zijn laatst vertaalde: Het koningsboek. Hij is een goed researcher die feit en fictie zorgvuldig met elkaar verbindt tot geloofwaardige, ook informatieve misdaaddrama's. Hij werkte een aantal jaren als journalist en filmcriticus voor de grootste krant van IJsland: 'Morgunbladid', waarvoor hij ook thrillers besprak. In 1995 begon hij zijn schrijverscarrière en debuteerde twee jaar later. Met Noorderveen brak hij door naar een internationaal podium.
Traumatische schuld
Erlendur Sveinsson is Indiasons hoofdpersoon sinds Maandagskinderen, een personage dat gaandeweg steeds meer diepgang krijgt. Erlendur betekent in het IJslands vreemdeling, buitenstaander (hij is afkomstig van het platteland en werkzaam als politie-inspecteur in Reykjavik), een typische loner wiens leven niet bepaald vlekkeloos is verlopen. Zijn eenzame worsteling, niet alleen met elk nieuw moordonderzoek, maar vooral ook met zichzelf en zijn verleden, staat aan de basis van een opvallende reeks spannende, realistische en psychologisch sterke boeken.
Er is een beslissende en diep ingrijpende gebeurtenis geweest in de jeugd van Erlendur, die zijn verdere leven heeft bepaald en telkens weer grote invloed doet gelden. Als jongetje van twaalf jaar was hij erbij om zijn in het koude sneeuwlandschap verdwenen broertje te zoeken, dat ondanks alle inspanningen nooit werd gevonden. In Engelenstem staat daarover deze cruciale scène: "Ze gingen in groepen van acht tot tien man het hoogland op, staken de stokken in de sneeuw en riepen de naam van zijn broer. Het was twee dagen geleden dat ze Erlendur hadden gevonden en drie dagen sinds het noodweer hen drieën uit elkaar had gedreven. De broertjes wisten een hele tijd bij elkaar te blijven. Ze schreeuwden tegen de storm en probeerden hun vader te horen. Erlendur, twee jaar ouder, hield zijn broertje bij de hand, maar hun handen werden gevoelloos van de kou en toen Erlendur zijn greep verloor, voelde hij het niet. Hij dacht dat hij de hand van zijn broertje nog steeds vasthield toen hij zich omdraaide en hem niet meer zag. Veel later dacht hij dat hij zich herinnerde dat het handje uit zijn hand weggleed, maar dat was iets wat hij zichzelf wijsmaakte. Hij had het helemaal niet voelen gebeuren. Hij was ervan overtuigd dat hij op zijn tiende ging sterven in die sneeuwstorm die maar niet in kracht leek af te nemen. Die hem van alle kanten aanviel en aan hem rukte en trok en hem het zicht benam, hard en koud en zonder erbarmen. Uiteindelijk viel hij in de sneeuw en probeerde zich in te graven. Lag daar en dacht aan zijn broertje dat ook op het hoogland lag dood te gaan."
Erlendur wordt gevonden, maar zijn broertje is voor altijd verdwenen. Sindsdien keren de beelden en gevoelens van die dramatische dagen regelmatig terug in het hoofd van Erlendur. In de loop van de jaren heeft die vergeefse speurtocht, met de kracht van een oerervaring, zich ontwikkeld tot een traumatische schuldobsessie, een bijna onbeheersbare gevoelsstroom, die zijn leven vrijwel elke dag beheerst. "Erlendur legde zijn hand op de hand van zijn vader en vroeg of het zijn schuld was dat zijn broertje vermist werd. Omdat hij hem niet stevig genoeg had vastgehouden en beter op hem had moeten passen en hem bij zich had moeten hebben toen ze hem vonden." Nog altijd voelt hij de drang opnieuw te gaan zoeken, het raadsel op te lossen, er eindelijk een eind aan te kunnen maken. Het is diezelfde drang die hem er, op een min of meer onbewuste manier, toe heeft gebracht rechercheur te worden en zich te specialiseren in moordraadsels en onopgeloste verdwijningen.
Zijn huidige leven als politieman wordt overigens niet alleen gekleurd door de tragiek van zijn verdwenen broertje, maar ook door andere ingrijpende gebeurtenissen. Een mislukt huwelijk ? met een pijnlijke scheiding, twintig jaar geleden ? door emotionele verwaarlozing, waar hij zichzelf de schuld van geeft, en de vertwijfelde pogingen om een beetje normaal contact op te bouwen met zijn volwassen dochter en zoon, die door verdovende middelen en alcoholgebruik aan de zelfkant van de maatschappij terecht zijn gekomen. Geen wonder dat de melancholieke Erlendur, zoals het in Koudegolf staat, "de voorkeur gaf aan korte dagen en pikzwarte nachten boven een eeuwige avondzon en het licht dat deze dag en nacht bleef uitstralen."
Onherbergzame kou
De boeken van Indriason zijn zo'n groot internationaal succes omdat hij de dagelijkse strijd van Erlendur, zonder sentimentaliteit of overdrijving, tot een existentieel drama weet te maken, waarin een kou voelbaar is die veroorzaakt wordt door de alomtegenwoordigheid van sneeuw en ijs, maar vooral van eenzaamheid. Twee aspecten zijn daarbij kenmerkend. Op de eerste plaats Indriasons fascinatie voor een combinatie, of liever integratie, van verleden en heden. Erlendur onderzoekt samengestelde zaken waarbij elke nieuwe stap zowel de historie blootlegt als, op basis daarvan, de actualiteit interpreteert en corrigeert. Zo blijkt keer op keer dat de realiteit gebaseerd is op een web van motieven en verklaringen, die een lange en ingrijpende geschiedenis hebben. Op die manier toont Indriason dat feiten slechts bij uitzondering voor zichzelf spreken en mensen zelden zijn wie ze lijken. Erlendurs eigen leven is daarvan wel het duidelijkste voorbeeld. Het tweede aspect hangt nauw samen met het eerste: de wijze waarop volwassenen en kinderen met elkaar omgaan, en vooral de ontsporingen die daarbij optreden. Dat centrale thema doordesemt alle boeken en krijgt vaak een aangrijpende uitwerking.
Heel goed komt dat naar voren in Engelenstem, waarin lichamelijke en geestelijke mishandeling van kinderen door volwassenen de rode draad vormt waarmee alle gebeurtenissen zijn verbonden. Een portier wordt vermoord aangetroffen in het souterrain van een hotel. Als Erlendur, die een kamer neemt om van daaruit het onderzoek te leiden, diens verleden stukje bij beetje blootlegt, blijkt hij als kind een uniek zangtalent te zijn geweest, van wie zelfs enkele zeldzame plaatopnames bestaan, nog steeds zeer gewild bij verzamelaars. Zijn carrière was echter van korte duur omdat tijdens een belangrijk optreden zijn stem brak: een ernstige teleurstelling voor zijn vader, die in hem een wonderkind zag. Het drama dat aan het licht komt, confronteert Erlendur ook nu weer met zichzelf en zijn verleden: "Mensen staan", zegt hij, "op de een of andere manier zo alleen op de wereld."
In Winternacht onderzoekt Erlendur de dood van de tienjarige Elias, zoon van een Thaise gescheiden immigrante, die vlak voor zijn flat in de sneeuw moederziel alleen is doodgebloed. Het is vooral de pijnlijke onverschilligheid van een door de barre kou verstarde en ongenaakbaar harde samenleving die Erlendur aangrijpt. "Niemand had zich om Elias bekommerd toen hij gewond in elkaar was gezakt. Niemand had hem geholpen toen hij, verzwakt als hij was, had geprobeerd zich naar huis te slepen. Niemand had hem warm gehouden toen hij aan de grond achter de flat was vastgevroren."
Ook de eenzame dood in een ziekenhuisbed van Marion Briem, de vroegere baas van Erlendur met wie hij als enige nog contact had, brengt hem van zijn stuk. Engelenstem is doordrongen van de gelaten vaststelling dat het leven vaak een lange aaneenschakeling van toevalligheden is, en onderstreept de vraag op de laatste bladzijde "hoe de mensen het al eeuwenlang uithielden in een land met zo'n onherbergzame natuur en zo'n meedogenloos klimaat."
Ode aan de literatuur
In Koudegolf speelt de erfenis van de Koude Oorlog, uit de jaren '50 van de vorige eeuw, een grote rol, als door een aardbeving de waterspiegel van een meertje op IJsland flink is gedaald, en een skelet bloot komt te liggen dat vastgebonden zit aan een afluisterapparaat van Russische makelij. Die ontdekking en de langzame onthulling van de achtergronden daarvan worden doorsneden met ervaringen van een jonge socialistische student die, vlak na de Tweede Wereldoorlog, naar Leipzig vertrekt en daar terechtkomt in een sfeer van achterdocht, spionage, verraad en Stasi-infiltraties, zoals ronselpraktijken, afpersingen en omkoperijen. Uitvoerig neemt Indriason de tijd om te laten zien hoe idealistische geesten nietsontziend worden geknakt door vuige politieke belangen. Het onderzoek, dat lange tijd vastzit, wordt uiteindelijk vlot getrokken door Erlendurs "scherpte die niet iedereen gegeven was en die hem zowel hielp als tegenwerkte."
Ook in zijn laatst vertaalde boek Het koningsboek is de historicus Indriason aan het woord, maar wel zonder de aanwezigheid van Erlendur. Hoofdpersoon is hier de jonge IJslandse student Valdemar Hansson, die in 1955 tekstwetenschappen gaat studeren in Kopenhagen bij een excentrieke professor, gespecialiseerd in het opsporen van oude en geheime teksten. Deze nodigt Valdemar uit hem te vergezellen op een reis naar een dorpje in Oost-Duitsland waar zich in een mausoleum acht ontbrekende pagina's van een manuscript zouden moeten bevinden, een belangwekkend onderdeel van de Edda, de oudste bron over de Noordse mythologie en dichtkunst ("onze bijdrage aan de wereldcultuur, onze Acropolis"). Dat confronteert hen met nazaten van de nazi's die, voor en in de Tweede Wereldoorlog, de heldencultuur van de Edda een politiek doel proberen te geven, als inspiratie en een soort handleiding (voor de Hitlerjeugd bv.) om een volk te laten vechten, om oorlog te voeren. Ook zij zijn, nog altijd, uit op het perkamenten manuscript en zijn bereid daarvoor te doden. Met groot gevaar voor eigen leven ? en met in de gewelddadige slotfase een heel verrassend optreden van de IJslandse Nobelprijswinnaar Halldór Laxness ? redden Valdemar en de professor het manuscript, met uitzondering van het kwarto (de acht cruciale pagina's), dat ? ook in de realiteit ? nog altijd ontbreekt.
Het koningsboek is een typische factionthriller, die het moet hebben van veel feitelijke, historische gegevens, en is interessant voor mensen die geboeid zijn door boeken, bibliotheken, geheimschriften, manuscripten en oude literatuur. Zo langzamerhand kun je trouwens op dat gebied wel spreken van een subgenre binnen de misdaadliteratuur: van Umberto Eco's De naam van de roos en Dan Browns De Da Vinci Code (en niet te vergeten de vele epigonen daarvan) tot De schaduw van de wind van Carlos Ruiz Zafon hebben dit soort boeken hoofdfiguren die geconfronteerd worden met een (boeken)wereld vol raadsels, dreiging en moord en doodslag. Liefde, passie, historie, complotten, literaire obsessies en verborgen identiteiten worden gemixt tot een spannend geheel, waarin oude (vergeten) teksten uit de wereldliteratuur het voor het zeggen hebben. Als thriller is Het koningsboek beduidend traditioneler van opzet dan de Erlendur-romans, veel minder psychologisch, trager ook, aanzienlijk informatiever en met een nogal voorspelbare verhaalopbouw. Het is misschien nog het best te karakteriseren als een als detective verpakte ode van een verliefde teksthistoricus aan de rijke, oude literatuurgeschiedenis van IJsland.
Het is ondertussen wachten op een nieuw avontuur van Erlendur, want wie eenmaal kennis heeft gemaakt met diens persoonlijke obsessies en beroepsmatige vasthoudendheid komt daar, net als hijzelf, niet meer los van. Indriason weet, zolang een moordonderzoek van Erlendur duurt, de fundamentele eenzaamheid van mensen en hun vaak desperate pogingen die op te lossen, fraai vorm te geven. Hij doet dat zonder nadruk, grote woorden of kant-en-klare moraal. Mooi is bv. in Engelenstem de terloopse metafoor van een kapotte radiator waardoor Erlendur op zijn hotelkamer voortdurend zit te rillen. Meer boeken stralen die existentiële kou uit, maar het paradoxale is dat je er bij Indriason juist warm van wordt.
[Peter van den Hoven]
Verberg tekst