Alle verhalen, novellen en persoonlijke notities van Maxim Osipov in Kilometer 101 zijn, op een enkel naschrift na, geschreven vóór zijn vlucht uit Rusland. Vlak na de inval in Oekraïne vertrok de schrijver en cardioloog naar het Armeense Jerevan - waarvan hij in de Volkskrant onthutsend mooi verslag deed: 'Je rilt en je schaamt je, maar je voelt je ook bevrijd. (...) Je schaamt je juist omdat je je bevrijd voelt.' Inmiddels verblijft Osipov in Nederland: tot en met augustus is hij als gastdocent verbonden aan de Universiteit Leiden.
Op het moment van schrijven had de auteur dus nog geen weet van de wending die zijn leven zou nemen. Toch lijkt bijna elke tekst in de nu vertaalde bundeling de actualiteit op de een of andere manier te voorafschaduwen. Niet dat Osipov de oorlog voorspelde - die overdonderde hem net zozeer als veel van zijn landgenoten. Maar via zijn personages legt de schrijver wel nauwkeurig de problemen en gevaren van Poetins Rusland bloot; precies de problemen en gevaren die nu maken dat zoveel Russen zich koest houden of meegaan in de propaganda van hun dictator.
Net als in zijn veelgeprezen verhalenbundel De wereld is niet stuk te krijgen (2021) schrijft Osipov zelden direct over politiek. Hij laat vooral zien hoe verstikkende bureaucratie, corruptie en een autoritair gezag burgers kunnen afstompen. Zonder iets te vergoelijken maakt hij invoelbaar hoe het is om in een land te leven waar je de overheid niet kunt vertrouwen, in een land dat dingen doet waar jij je niet graag mee associeert. Maar ook: hoe makkelijk mensen, vaak uit een soort niet-beter-weten, gewoon maar doen wat hun wordt voorgeschreven: vrienden verklikken, collega's ontslaan, criminelen inschakelen om lastige zaakjes te regelen.
Schrijnende passages zijn er in overvloed, zeker met de kennis van nu. In de novelle 'Luxemburg', geschreven in 2019 (dus ruim na de bezetting van de Krim), heeft de hoofdpersoon Sasja een hardnekkige verslaving aan onlineschaken en brengt hij dagen door achter zijn scherm. 'Alleen Oekraïners zeggen soms, als ze naast zijn naam een Russische vlag zien staan: 'Met bezetters speel ik niet.' Wat moet je dan antwoorden? Sasja is het niet eens met wat uit zijn naam wordt gedaan, maar wat heeft hij ertegen ondernomen? Alleen maar zich terugtrekken in de privésfeer.'
Als zijn huurder, een Duitse journalist, zogenaamd vanwege een of andere overtreding het land wordt uitgezet (de correspondent van de Volkskrant weet er helaas alles van), vindt Sasja dat jammer en geheel onterecht, maar het komt hem niet eens zo slecht uit: hij wilde zijn appartementje in Moskou toch weer zelf gaan bewonen en zocht al een excuus om de man de deur te wijzen.
Op het afscheidsfeestje merkt een van de Duitsers op tegen Sasja: 'Jullie probleem is dat een tijdperk bij jullie nooit ten einde komt.' Osipov formuleert het nog mooier in het kortere, autobiografische tweede deel: 'In vijf jaar tijd verandert er veel in Rusland, maar in tweehonderd jaar niets.' In kernachtige notities beschrijft hij het leven van een ziekenhuisarts in de provinciestad N., die duidelijk is gevormd naar zijn voormalige woonplaats Taroesa. De stad ligt op 101 kilometer van Moskou; precies ver genoeg voor 'ongewenste individuen' die zich in de Stalintijd niet nabij grote steden mochten vestigen.
De overgrootvader van de schrijver, ook een arts, kwam hier ooit als balling naartoe, en uit Osipovs wrang-geestige anekdotes blijkt dat er in wezen écht niet zoveel is veranderd. Het Russische zorgsysteem is nog steeds verbluffend inefficiënt, het bestaan voor veel mensen uitzichtloos. Alcoholisme is alom een probleem. 'Bij patiënten, maar ook bij veel artsen, hebben twee emoties de overhand: angst voor de dood en afkeer van het leven. Over de toekomst nadenken willen ze niet, laat alles maar blijven zoals het altijd al was. Ze leven niet maar zitten hun tijd uit.'
Deze waarnemingen zijn minder verhalend dan de rest van het boek (en dan vergelijkbare passages in De wereld is niet stuk te krijgen), maar in hun typering van Rusland zeker zo scherp - en net zo vanzelfsprekend gelardeerd met verwijzingen naar literaire voorgangers, van Lewis Carroll tot Marina Tsvetajeva. Indrukwekkend is Osipovs vermogen om luchthartig te blijven, schoonheid te zien in zijn werk en zijn bestaan. Het leven in N. is niet makkelijk, ook hier tiert de corruptie welig, maar het gáát. Er is geen reden om te vertrekken. En bovendien: 'De ziel weigert te geloven in het ergste (misschien is het een gebrek aan fantasie), en waar zou je heen moeten met een moeder die hulpbehoevend is.'
Zo is emigratie in bijna elke tekst een thema, als dreiging, uitvlucht of droom. In het eerste deel is een personage al dertig jaar bezorgd dat hij het moment voorbij laat schieten 'waarop je voorgoed je biezen moet pakken'. Een jong Russisch stel wil 'net als alle normale mensen' naar de VS verhuizen, waar je tenminste niet steeds over alles hoeft na te denken. Een jonge man verandert zijn prachtige, adellijk klinkende naam nadat hij heeft ontdekt dat zijn vader ooit een groep medestudenten heeft verklikt en zo tot jaren strafkamp heeft veroordeeld. De zoon vertrekt naar New York, waar hij een nieuw soort leegte ervaart: die van de outsider, de emigrant die het land niet kent, de taal niet spreekt.
Dat is het bestaan waaraan Osipov, naar het nu schijnt, ook zelf zal moeten wennen. Tijdens het lezen van Kilometer 101 groeit het besef dat hij daar ergens altijd al rekening mee heeft gehouden.
****
Uit het Russisch vertaald door Yolanda Bloemen en Seijo Epema. Van Oorschot; 368 pagina's; € 25.
Verberg tekst