De zestienjarige Mani leeft met en in oude films. Sjón roert in zijn korte roman De jongen die nooit heeft bestaan een flinke scheut droomwereld doorheen de grauwe realiteit.
Sjón is het pseudoniem van de IJslandse schrijver Sigurjón Birgir Sigurðsson (1962). Het is de afkorting van zijn voornaam, maar het woord betekent niet toevallig ook 'zicht'. Sjón debuteerde als poëtisch wonderkind op zijn zestiende en heeft onder meer theater en libretto's gepubliceerd. Tot voor kort was zijn werk bekender dan zijn naam, vooral dankzij zijn songteksten voor zijn jeugdvriendin Björk. 'I've seen it all', voor Dancer in the dark van regisseur Lars von Trier, leverde hem zelfs een Oscarnominatie op. Maar sinds het wonderlijke Uit de bek van de walvis (2013) heeft hij zijn eigen naam gemaakt als romanschrijver.
De jongen die nooit heeft bestaan, zijn vierde roman, is beheerster, bescheidener en kleinschaliger dan Uit de bek van de walvis, maar het verhaal draagt het watermerk van de meester. Met zijn grote inlevingsvermogen, zijn minachting voor realisme en zijn fascinatie voor verschillende levensvisies die met elkaar in botsing komen, bouwt Sjón hier gestaag verder aan een even consistent als uniek oeuvre.
Sjón modelleert zijn verhaallijnen en personages op basis van uitvoerige research. Net als voor De blauwvos en Uit de bek van de walvis werkte hij zich voor dit boek inin via contemporaine kranten en documenten: het speelt in 1918. Dat gaat ver: als hij zijn hoofdpersonage Mani Les vampires laat bekijken in de bioscoop, heeft Sjón die film zelf ook gezien - net als de rest van de negentig (!) in 1918 in IJsland geïmporteerde films die hij te pakken kon krijgen. En als er geen historisch bronmateriaal bestaat, bijvoorbeeld omdat IJsland geen homoliteratuur heeft, schept Sjón gewoon zelf het precedent. Hij laat de jonge homo-prostitué Mani al op de eerste pagina expliciet vanuit de kast met de deur in huis vallen.
Hoewel Sjón steeds nadrukkelijk vanuit de historische realiteit vertrekt, heeft hij een onverholen minachting voor realisme. Zijn fictieve universum is een weerspiegeling van de diepgewortelde IJslandse overtuiging dat de menselijke wereld overloopt in de magische. In die ongrijpbare mengwereld hebben mensen nood aan verhalen, om hun bestaan begrijpelijker en draaglijker te maken. Als stichter van het neo-surrealistische collectief Medusa is Sjón bovendien vertrouwd met de overtuiging dat je niemand kunt beschrijven door alleen te kijken naar wat hij doet en zegt. Je moet ook zijn innerlijke leven onderzoeken: hoe zit hij gekneld tussen realiteit en verlangens? In het geval van Mani krijgen we inzicht via dromen, hallucinaties en herinneringen.
Een literaire magiër
Sjón vertelt zijn verhalen waar en wanneer verschillende visies op de wereld met elkaar in botsing komen. 1918 is het jaar dat de Spaanse griep op IJsland duizenden slachtoffers maakte, de grote vulkaan Katla uitbarstte, en het eiland een koninkrijk werd. Die ontwrichtende realiteit botst bij Sjón met de traditionele mythes en de ideeën die via de buitenlandse films de IJslandse geesten en harten binnensijpelen.
Uiteindelijk draait het in De jongen die nooit heeft bestaan, zoals steeds bij Sjón, vooral om de vraag wat het betekent om een goed mens te zijn. Als plattelandsweeskind in Reykjavik in 1918 dat van film naar film leeft, bijklust als prostitué en uiteindelijk vervolgd wordt voor sodomie, lijkt Mani een buitenissigheid. Maar als buitenstaander in extreme historische omstandigheden biedt hij ons vooral een onvergelijkbaar perspectief, want het verleden is de beste plaats om naar het heden te kijken.
Wat we door Mani's ogen te zien krijgen over de mens, is niet zo fraai. Maar zijn dagelijkse strijd en verbanning naar Londen, ontroerende herinneringen aan zijn leproze moeder, terugkerende dromen en hallucinaties, escapisme via films en engagement als doktershulp tijdens de griepepidemie bieden talloze verhalen om de werkelijkheid te stutten. En daar draait het uiteindelijk allemaal om.
Wanneer Mani later naar IJsland terugkeert om zelf beeldmateriaal te verzamelen voor een film, maakt Sjón de cirkel mooi rond. Hij schrijft zichzelf in het verhaal met een aandenken aan zijn oom Bosi, die aan aids stierf in 1993.
Amper 124 pagina's telt De jongen die nooit heeft bestaan, maar in de beperking toont zich hier de meester. Dromerig surrealisme, plastisch realisme, duistere poëzie, historisch perspectief, persoonlijke urgentie: weinigen hebben het zo mooi en uniek vermengd als de literaire magiër Sjón.
SJÓN
De jongen die nooit heeft bestaan.
Vertaald door Marcel Otten, De Geus, 124 blz., 15,95 ? (e-boek 12,99 euro).
De auteur: IJslandse schrijver die wereldwijd doorbrak met het wonderlijke Uit de bek van de walvis.
Het boek: enkele maanden uit het leven van een jonge homo, filmfan en allround outsider in Reykjavik in het sleuteljaar 1918.
ONS OORDEEL: Sjón is een volstrekt uniek schrijver, een literaire magiër.
Alexander Van Caeneghem ■
Verberg tekst